script language="Javascript1.2">
Literatuur: grasland en graslandbeheer --------- Grasland en insecten |
Altena, H.J. & M.J.M. Oomes (1985). Te verwachten graslandvegetaties bij extensivering van het gebruik. De Levende Natuur 86 (1): 16-20. |
Altena, H.J. & M.J.M. Oomes (1991). Leidt een verschralend graslandbeheer tot de ontwikkeling van soortenrijke graslanden? De Levende Natuur 92 (3): 77-82. |
As, B.van, 1990. Wijkpark Holy-Noord, ten Voeten uit. Natura87 (&):174-180. |
Ast, A. van, S.J. te Borg & J.M. van Groenendaal (1987). De oorzaak van de achteruitgang van Biggekruid in onze bermen. De Levende Natuur 88 (2): 88-93. |
Bakker, J.P. & Y. De Vries (1988). De effecten van verschillende maairegimes in de benedenloop van de Drentsche A. De Levende Natuur 99 (4): 121-124. |
Bakker, J.P. (1985). Hooien zonder bemesting: hoe langer hoe schraler? De Levende Natuur 86 (4): 149-153. |
Bakker, P. & E. Boeve, 1985. Stinzenplanten. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, 's-Graveland (Terra, Zutphen). 168 p. |
Bakker, J.P., L.F.M. Fresco & H. Olff (1990). Successie en fluctuaties in de soortensamenstelling en productie van graslandvegetaties bij verschralend beheer. De Levende Natuur 91 (5): 140-145. |
Bax, I.H.W. & W. Schippers (z.j.). Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland. Dienst Landelijk Gebied en IKC Natuurbeheer, Wageningen, pp. 88. |
Berg, G.J. Berg, M.E. Butter & R.J. Strykstra, 1996. (Her)introductie van planten, verrijking of vervalsing. Rapport 41, Biologiwinkel Rijksuniversiteit Groningen. 54 p. |
Bezemer, M., W. van der Putten & F. Rienks (2006). Niets doen loont bij Jakobskruiskruidplaag. De Levende Natuur 107 (5): 214-216. |
Boeye, D. & B. Verhagen (1997). Plaggen in een beekbegeleidend laagveen. De Levende Natuur 98 (7): 273-276. |
Bootsma, M., B. Beltman, A. Barendregt & T. Van den Broek (1997). Restauratie van verzuurde laagvenen in infiltratie gebieden. De Levende Natuur 98 (7): 278-282. |
Bos, J. (1994). Natuurlijk bermbeheer in Ede. Groen 50 (12): 26-29. |
Bruijn, O. de & J. Hofstra (1997). Kleinschalig herstelbeheer in het Boddenbroek op het landgoed Twickel. De Levende Natuur 98 (7): 289-295. |
Dekker, H. (1989). Resultaten van het beheer van de spoorwegbermen in Drenthe. Natura 86: 179-189. |
Dekker, H. (1994). Acht jaar beheer van spoorbermvegetaties in Drente. Natura 91 (6): 123-125. |
Dijk, G. van (1990). Graslandbeheer in uiterwaarden. De Levende Natuur 91 (1): 13-22. |
Dijkgraaf, E., C.L. Van der Geest, D. van der Broek & J.E.M. van Mierlo (1993). Is plaggen van natte schraallanden een effectieve maatregel? De Levende Natuur 94 (5): 183-187. |
Dorp, D.M. van (1992). Vestiging van plantesoorten. Bereikbaarheid en geschiktheid van verschraalde graslanden. Landschap 92 (4): 271-283. |
Eekeren, E.van & P. J. Jansonius, 2005. Ridderzuring beheersen: Stand van zaken in onderzoek en praktijk. Louis Bolk Instituut, Driebergen.: 55 pp. |
Eliasson, I. (2000). The use of climate knowledge in urban planning. Landscape and Urban Planning 48 (1-2): 31-44 |
Eysink, F. & O. de Bruijn (1997). Kleinschalig herstel in de Lemselermaten (Oost-Twente). De Levende Natuur 98 (7): 258-259. |
Geerst, R.H.E.M. & M.J.M. Oomes (2000). Kan de Spaanse ruiter het Wageningse Binnenveld heroveren? De Levende Natuur 101 (3): 71-75. |
Gemeente Ede (1993). Ecologisch groenbeheer Ede, korte evaluatie t/m 1992. Gemeente Ede, pp. 8. |
Groenendael, M.J., 1985. Floravervalsing: de mening van een oecoloog. De Levende Natuur 86, 4: 138-142. |
Groenendael & H. de Kroon (1990). De invloed van maaibeheer en successiestadium op het voorkomen van Biggenbruid (Hypochaeris radicata. L) in wegbermen. In: Groenendael, J.M., W. Joenje & K.V. Sykora. 10 jaar Zonderwijk & V.P.O. Landbouwuniversiteit Wageningen: Vegetatiekunde, Plantenoecologie en Onkruidkunde, pp. 53-57. |
Haterd, R.J.W. van de, B. van den Hengel & P.J. Keizer (2009). Lange termijn effecten van maaibeheer in wegbermen. De Levende Natuur 110 (2): 88-94. |
Heemsbergen, H. & G. Verhoek (1987). handleiding voor het maaien van bermen langs rijkswegen in de directie Drenthe van de Rijkswaterstaat. Stichting Studie Centrum Wegenbouw, Arnhem, 19 p., 1 bijlage.. |
Heemsbergen, H. (1985). Waar een wil is, is een bloemrijke berm mogelijk. Tuin en Landschap 7: 35-36. |
Hengeveld, R. & F. van den Brink, 1998. Wat is een exoot. De Levende Natuur 99 (1): 2-5. |
Herwaarden, G.J. van (1988) Natuurtechnische mogelijkheden voor landinrichtingsprojecten 4: Bermen. Mededelingen Landinrichtingsdienst 185, pp. 55 + bijlage. |
Horst, R.J., H.C. Jansonius & K.V. Sykora (1990). Vegetatie en beheer op de dijken van het Julianakanaal. De Levende Natuur 91 (1): 23-29. |
Jansen, A., P. Schipper & S. van Opstal (1997). Het herstel van natte schraallanden. De Levende Natuur 98 (7): 242-243. |
Jansen, A, J. Schamineé & A. Stortelder, 2008. Koolmansdijk, parel in de Achterhoek door succesvolbeheer natuurherstel. De Levende Natuur 109 (6): 228-233. |
Jong, J.J. de, J.H. Spijker. R.J.A.M. Wolf, A. Koster & A.H. Schaafsma (2001). Beheerkosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen. Rijkswaterstaat, Dienst Weg en Waterbouwkunde, Delft. Rapport DWW 2001-074, pp. 85. |
Kalweij, J.M., K.V. Sykora & P.J. Keizer (2004). Een botanische evaluatie van 15 jaar rijkswegbermbeheer. De Levende Natuur 105 (3): 104-108. |
Keizer, J.-K. (1992). Paddestoelen zoeken: duik de berm eens in. Natura 89 (8): 183-185. |
Keizer, P.J. (1990). Paddestoelen in wegbermen: voor het behoud van groeiplaatsen optimaal beheer essentieel. Tuin & landschap 12 (21): 32-35. |
Kemenade, L. van, P. Bremer, E. de Boer, & Tiem van Veen, 2012. Herstel van botanische waardevolle bermen in de Noordoostpolder.De elevende natuur 113 (4): 162-166. |
Ketelaar, H., et al, 2018. Planten van hier, KNNV. 261 pp. |
Koningen, H., 2004. Creative management. In: Dunnett, N. & J. Hitchmough. The dynamic landscape: design, ecology and management of naturalistic urban planting, Spon Press, London. 256-292. |
Koopman, G.-J., 2018. Werken met inheeme flora. In: Ketelaar, H., et al, 2018. Planten van hier, KNNV: 190-205. |
Koster, A., 1987. De flora van de Nederlandse Spoorwegen. Notitie 14. Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen. 292 p. |
Koster, A., 1989. Stedelijk groen natuurlijker. Notitie 20. Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen. 142 p. |
Koster, A. 1990. Uitslag Enquete groenbeheer in Nederlandse Gemeenten 1990. De Dorschkamp. Rapportnr. 584. 56 pp. |
Koster, A., 1991. Spoorwegterreinen, toevluchtsoord voor plant en dier. KNNV, Utrecht. 236 p. |
Koster, A. & M. Claringbould,1991. Natuurlijker groenbeheer in Nederlandse gemeenten. VNG-uitgeverij, Den Haag, pp 160. |
Koster, A., 1993. Vademecum wilde planten. Schuyt, Haarlem. 272 p. |
Koster, A. (2001). Ecologisch groenbeheer. Schuyt, Haarlem, pp 208. |
Koster, A., 2007. Plantenvademecum voor tuin park en landschap. Fontaine Uitgevers, s-Graveland: 416 p. |
Koster, A., 2016. Voorkom bodemverdichting met ecologische bijenlinten. Groen 72 (1): 4-6. |
Kowarik, I., 1990. Ecological consequences of the introduction and dissemination of new plantspecies: an analogy with relaese of genetically engineered organisms. In: Leskien, D. & J. Spangenberg (eds.), 1990. European workshop on law and genetic engineering. BBU verlag, Bonn: 67-71. |
Lammers, L., M. de Graaf, R. Bobbink & J. Roelofs (1997). Verzuring en eutrofiëring van blauwgraslanden. De Levenden Natuur 98 (7): 246-252. |
Londo, G., 1984. Zijn uitplanten en inzaaien zinvolle maatregelen bij het natuurbeheer? De Levende Natuur 85, 5: 130-131. |
Londo, G. (1985). Een proef met afplaggen in het Gerendal (Zuid-Limburg). De Levende Natuur 86 (3): 91-95. |
Londo, G., 1997. Natuurontwkkeling. Bachhuys, Publishers: 685 pp. |
Mars, H. de (1996). Herstel van en afgeschreven blauwgrasland in de Vechtstreek? De Levende Natuur 97 (3): 123-129. |
Melman, P.J.M., H.L.P.A., Verkaar & H. Heemsbergen (1990). De effecten van inrichting en beheer op wegbermvegetaties. De Levende Natuur 91 (2): 53-59. |
Melman, Th. & H.A.U. Haes (1987). Slootkanten als natuurelement in veengraslanden met gangbare bedrijfsvoering: Knelpunten en mogelijke oplossingen. Natuurtechnisch Tijdschrift 27: 89-102. |
Müller, N. (1988). Südbayerische Parkrasen - Soziologie und Dynamik bei unterschiedlicher Pflege. Dissertationes Botanicae 123. Cramer, Berlin, pp.176. |
Oomes, M.J.M. & H.J. Altena (1987). Droge-stofproductie en mineralenoogst bij verschralend beheer. De Levende Natuur 88 (6): 248-253. |
Oomes, M.J.M., R.H.E.M. Geerts & H.J. Altena (1998). Vernatten en verschralen: doel, maatregelen en (on)mogelijkheden voor herstelbeheer. Landschap 15: 99-110. |
Oomes, T. & A. van der Werf (2003). Hooiland gebruik en botanische diversiteit: is bemesting altijd een bedreiging? De Levende natuur 104: (192-196. |
Piek, H., H.Sloteren & N. van Heijst (1997). Herstel van verzuurde hooilanden in de Wieden. De Levende Natuur 98 (7): 283-288. |
Rossenaar, A.J.G.A & J.G. Streefkerk (1997). Herstel van een pleistoceen blauwgrasland: het Stekampsveld. De Levende Natuur 98 (7): 266-272. |
Ruys, M., 1973. Het nieuwe vaste planten boek. Moussault's Uitgeverij. 357 pp. |
Schaffers, A. (2000). Ecology of roadside plant communities. Proefschrift. Wageningen Universiteit, pp. 303. |
Schaffers, A.P., M.C. Vesseur & K.V. Sykora (1998). Effects of delayed removel on the nutrient balance of roadsite plant communities. Journal of Applied Ecology 35: 349-364. |
Schaik, A.W.J. & L.C. van den Hengel (1994). Beheer van flora in wegbermen. Groen 50 (12): 15-18. |
Schaminée, J. & S. Hennekens (1985). Bodem en vegetatie van de Wylré-akkers (Zuid-Limburg): van Bouwland naar krijthellinggrasland. De Levende Natuur 86 (2): 53-60. |
Schaminée, J.H.J. & J.H. Willems (1996). Festuco-Brometea. In: Schamende, J.H.J., A.H.F, Stortelder & E.J. Weedas. De vegetatie van Nederland 3: Graslanden, zomen, droge heiden. Poules press, Leiden, pp. 145-162. |
Schippers, W & M. Gardenier, 1999. Introductie van inheemse flora. IKC Natuurbeheer, Wageningen. 64 p. |
Schouwenberg, E.P.A.G. Mierlo J.E.M. van & D. van der Hoek (1991). Is vernatting een effectieve maatregel voor het herstel van natte, schrale graslanden. De Levende Natuur 92 (4): 128-132. |
Slings, Q.L. (1994). De kalkgraslanden van de duinen. De Levende Natuur 95 (1): 120-130. |
Sluijsmans, J.J.L. & P. Hinssen (red.) (1996). Knellend groenafvalbeleid. Een verkenning van knelpunten en oplossingen bij de verwerking van groenafval in Nederland. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen, pp. 135. |
Sprangers, H. (1996). Extensief graslandbeheer op zeedijken. Landbouwuniversiteit Wageningen, pp. 223. |
Stolk, T. (1990). Wilde bloemen in de berm zijn gewoon. Tuin & Landschap 12 (4): 28-29. |
Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée &E.J. Weeda (1996). Melampyro-Holcetea mollis. In: Schaminée, J.H.J., A.H.F, Stortelder & E.J. Weeda. De vegetatie van Nederland 3: Graslanden, zomen, droge heiden. Opulus press, Leiden, pp. 247-262. |
Strykstra, R.J. & G.L. Verweij (1995). Maaimachines zijn ook zaaimachines. De Levende Natuur 96 (1): 6-10. |
Stülpnagel, A. von, M. Horbert & H. Sukopp (1990). The importance of vegetation for the urban climate. In: Sukopp, H., S. Hejný & I. Kowarik (Eds.). Urban ecology, plant and plant communities in urban environments. SPB Academic Publishing, Den Haag, pp. 175-193. |
Sykora, K. van & C. Liebrand (1986). Behoud, herstel en ontwikkeling van soortenrijke dijkvegetaties. Waterschapsbelangen 71 (23/24): 686-700. |
Sýkora, K.V. (1998). Wegen naar verscheidenheid. Inaugurele rede. Landbouwuniversiteit, Wageningen, pp. 41. |
Sýkora, K.V., & C.I.M. Liebrand (1987). Natuurtechnische en civieltechnische aspecten van rivierdijkvegetaties. Landbouwuniversiteit, Vakgroep Vegetatiekunde, Plantenoecologie en Onkruidkunde, Wageningen, pp. 194. |
Sýkora, K.V., L. de Nijs & T. Pelsma (1988). Plantengemeenschappen in de Nederlandse wegbermen en de zeldzaamheidswaarde van de Bermflora. De Levende Natuur 89 (1): 14-20. |
Sýkora, K.V., L.J. de Nijs & T.A.H.M. & Pelsma (1993). Plantengemeenschappen van Nederlandse wegbermen. KNNV, Utrecht, pp. 280. |
Thema: natte schraallanden. De Levende natuur 1997. 98 (7). |
Thema: wegen. Groen 1997. 53 (9): |
Veenendaal-Hannessen, D. (1992). Natuurlijk groenbeheer in Sneek: Door minder maaien, geld voor omvormen groen. Tuin & Landschap 14 (15): 24-25. |
Velde, M.van der, 1986 Vegetatie en beheer van wegbermen in Groningen. De Levende Natuur 87 (4): 113-118. |
Verlinden, A., M. Dumotiet & M. van den Brande (1990). Overstroming in graslanden en natuurbeheer. De Levende Natuur 91 (4): 100-103. |
Voorde, T. van de, 2012. Voorkómen en vóórkomen van jakobskruiskruid: hulp uit de de bodem ? De levende natuur113 (1): 6-10. |
Vries, J.G. de & A.J.M. Meijer (1994). Kostenbesparing in het ecologisch bermbeheer. Groen 50 (12): 10-14. |
Wasscher, M.Th., 1984. Traktor laat zijn sporen na in de Kroon's poders. De levend natuur 85 (5): 142-143. |
Wells, T,, S.Bell & A. Frost, 1981. Greating attractive grasslands using natuve plant species. Natue Conservancy Council. 36 pp. |
Weijden, H. van de & W. Schippers (1996). Aanleg en ontwikkeling van natuurrijke wegbermen. IKC Natuurbeheer, Wageningen. pp. 52. |
Zee, van der, 1992. Botanische samenstelling. oecologie en erosiebestendigheid van rivierdijkvegetaties. Landbouwuniversiteit Vakgroep Vegetatiekunde, Plantenecol;ogie en Onkruidkunde: 271 pp.. |
Zonderwijk, P., 1979. De bonte berm. Zomer en Keuning, Ede, pp. 160. |
Zonderwijk, P., 1990. Wlide flora rond de waterwinning. N.v Waterwinning Frieland. 32 pp |
Zonderwijk, P., Natuurontwikkeling in waterwingebieden in Gelderland. NV. WMG. & NV WOD. 62 pp. |
Zonderwijk, P. 1993. Wilde flora en Veluwse Nutsbedrijven. Veluwse Nutsbedrijven n.v. 32 pp. |
Zuidhoff, A.C., J.H.J. Schaminée & R. van 't Veer (1996). Molinio-Arrhenatheretea. In: Schaminée, J.H.J., A.H.F, Stortelder & E.J. Weeda. De vegetatie van Nederland 3: Graslanden, zomen, droge heiden. Opulus press, Leiden, pp. 163-226. |
Zwaenepoel, A. (1998). Werk aan de berm! Handboek botanisch bermbeheer. Stichting Leefmilieu, Antwerpen, pp. 296. |
Grasland en insecten |
Ad hoc Werkgroep Akkerdistel, 1978. De akkerdistel beschouwd vanuit landbouw, natuur en landschap. Coördinatie-commissie Onkruidonderzoek NLRO, Wageningen. 26 p. |
Bak, A., W. Oorthuijsen & M. Meijer (1998). Vlindervriendelijk wegbermbeheer langs de A58 in Zeeland. De Levende Natuur 99 (7): 261-267. |
Bink, F.A. & J.G. van der Made (1986). Dagvlinders en grote herbivoren 1. De Levende Natuur 87 (5): 130-136. |
Bink, F.A. & J.G. van der Made (1986). Dagvlinders en grote herbivoren 2. Invloed grote herbivoren op voedselbronnen en landschap. De Levende Natuur 87 (6): 168-175. |
Halder, I. van & H. Kievit (1994). Maaibeheer voor Vlinders: Gefaseerd maaien, ruigtes creëren, maaisel laten liggen en afvoerren. Tuin & Landschap 16 (8): 86-87. |
Halder, I. van & H. Kievit (1994). Minder maaien: meer dieren. Groen 50 (12): 19-22. |
Keizer, P.J. (2000). Een kanttekening bij gefaseerd maaibeheer. De Levende Natuur 101(2): 41-42. |
Klandermans, P.G. (1994). Vlindervriendelijk Groenbeheer in Soest. Groen 50 (12): 23-25. |
Koster, A. (1986). Meer mogelijkheden voor insekten in wegbermen. De Levende Natuur 87 (5): 154-157. |
Koster, A. (1988). Insektenbeheer: Gewenst beheer van sterk door de mens beïnvloede levensgemeenschappen zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied. Wetenschappelijke Mededeling KNNV 187, KNNV, Utrecht, pp. 112. |
Koster, A. (1989). Beheer van ongewervelde diersoorten. De Levende Natuur 90 (1): 32. |
Koster, A. (1989). Insektenbeheer in wegbermen en langs spoorlijnen. In: W. Ellis (red.), Insektenfauna en natuurbeheer. Wetenschappelijke Mededeling KNNV 192, KNNV, Utrecht, pp.151-161. |
Koster, A. (2001). Bijen in openbaar Groen: pinoniervegetaties, grasland, ruigte en beplantingen. Groen 57 (7/8): 23-29. |
Ministerie van Landbouw en Visserij, Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer (1989). Beschermingsplan dagvlinders. Den Haag, pp. 227. |
Morris, M.G. & K.H. Lakhani (1979). Responses of grassland invertebrates by cutting 1.Species diversity hemiptera. Journal of Applied Ecology 16: 77-98. |
Morris, M.G. & R. Plant (1983). Responses of grassland invertebrates to management by cutting 5. Changes in Hemiptera following cessation of management. Journal of Applied Ecology 20: 157-177. |
Morris, M.G. & W.E. Rispin (1987). Abundance and diversity of the coleopterous fauna of a calcareous grassland under different cutting regimes. Journal of Applied Ecology 24: 451-465. |
Morris, M.G. (1969). Populations of invertebrate animals and the management of chalk grassland in Britain. Biological Conservation 1: 225-231. |
Morris, M.G. (1968). Differences between the invertebrate faunas of grazed and ungrazed chalk grassland 2.The fauna of sample turves. Journal of Applied Ecology 5: 601-611. |
Morris, M.G. (1978). Grassland management and invertebrate animals as elective review. Scientific Proceedings of the Royal Dublin Society A6: 247-257. |
Morris, M.G. (1978). The effect of cutting on grassland hemiptera: a preliminary report. Scientific Proceedings of the Royal Dublin Society A6: 285-295. |
Morris, M.G. (1979). Responses of grassland invertebrates to management by cutting 2. Heteroptera. Journal of Applied Ecology 16: 417-432. |
Morris, M.G. (1981). Responses of grassland invertebrates to management by cutting 3: Adverse effects on Auchenorhyncha. Journal of Applied Ecology 18: 107-123. |
Morris, M.G. (1975). Preliminary observations on the effects of burning on the Hemiptera (Heteroptera and Auchenorhyncha) of limestone grassland. Biological Conservation 7: 311-319. |
Morris, M.G. & E. Duffey (1974). Zoological characteristics and interest of the grassland ecosystem. In: Duffey, E., et al. (Eds.), Grassland ecology and wild life management. Chapman and Hall, London, 92-123. |
Morris, M.G. (1969). Differences between the invertebrate faunas of grazed and ungrazed chalk grassland. 3.The heteropterous fauna. Journal of A pplied Ecology 6: 475-487. |
Natuurwetenschappelijke Commissie (1991). Wie het kleine niet eert: Ongewervelde dieren en het terreinbeheer. Natuurbeschermingsraad, Utrecht, pp. 91. |
Nijland, F. en D. Goslinga (1990). Vlinderberm "Canterlan". Wielenwerkgroep, Giekerk, pp. 14. |
Nijland, F. (2001). Werkt vlindervriendelijk beheer? Vlinders 16 (4): 28-30. |
Siepel et al. (1987). Beheer van graslanden in relatie tot de ongewervelde fauna: ontwikkeling van een monitorsysteem. RIN-rapport 87/29. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, pp. 127. |
Southwood, T.R.E. & H.F. Van Emden (1967). A comparison of the fauna of cut and uncut grasslands. Zeitsschrift für Angewandte Entomologie 60: 188-198. |
Stülpnagel, A. von, M. Horbert & H. Sukopp (1990). The importance of vegetation for the urban climate. In: Sukopp, H., S. Hejný & I. Kowarik (Eds.), Urban ecology, plant and plant communities in urban environments. SPB Academic Publishing, Den Haag, pp. 175-193. |
Swaay, C. (2000). Kan de Moerasparelmoervlinder het Wageningse Binnenveld heroveren? De Levende Natuur 101 (5): 154-155. |
Vries, M.F.W. & J.C. Knotters (2000). Effecten van gefaseerd maaibeheer op de ongewervelde fauna van graslanden. De Levende Natuur 101 (2): 37-41. |
Sýkora, K.V., 1984. Planten in het voetspoor van de mens. Natuur en Techniek 52, 1: 43-57. |
Sýkora, K.V. & R. Leopold, 1984. Verspreiding van wilde planten door de mens. Natuur en Techniek 52, 3: 210-229. |
Sýkora, K.V., L.J. de Nijs & T.A.H.M. Pelsma, 1993. Plantengemeenschappen van Nederlandse wegbermen. KNNV, Utrecht. 280 p. |
Wallis de Vries, M.F. & J.C. Knotters (2000). Effecten van gefaseerd maaibeheer op de ongewervende fauna van graslanden. De Levende Natuur 101 (2): 36-41. |
Walter, J., 1989. Exoten van lust tot last. Natuur en Milieu 13(7 8):13-18. |
Weijden, H. van de & W. Schippers, 1996. Aanleg en ontwikkeling van natuurrijke wegbermen. IKC Natuurbeheer, Wageningen. 52 p. |
Westhoff, V., 1994. Introductie van inheemse plantesoorten. Natuurhistorisch Maandblad 83, 10: 170-174. |
Wijnhoff, I. et al. (1989). Beschermingsplan dagvlinders. Ministerie van Landbouw en Visserij, Directie Natuur Milieu en Faunabeheer, Den Haag, pp. 227. |
Zonderwijk,, P., 1960. Enkele aspecten van het gebruik van herbiciden in Nederland. Symposium Koninklijke Ned. Botanische vereniging. 15 pp. |
Zonderwijk, P. 1971. Evaluatie van het gebruik van herbiciden langs wegen. |
Zonderwijk, P. 1973. Herleving van onze wegbermflora. Natuurbehoud 4: 79-84. |
Zonderwijk, P., 1975. Oecologische aspecten van selectieve bestrijding van onkruiden. Gewasbescherming 1975 (6) 107-119. |
Zonderwijk. P. 1978. Kruid of onkruid: op zoek naar de identiteit van de onkruidkunde. Landbouw Hogeschool. 61 pp. |
Zonderwijk, P. (1979). De bonte berm. Zomer en Keuning, Ede, pp. 160. |
Zuijen, M. van & M.W. de Vries (1999). Het Amsterdamse Bos: Dagvlinders en sprinkhanen bij grazen of maaien. De Vlinderstichting, Wageningen. Rapportnr. VS 99.08, pp. 15. |